Ik zal U offeren een offerande van dankzegging, en den Naam des HEEREN aanroepen.
Dankt God in alles; want dit is de wil van God in Christus Jezus over u.
Dankt den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken! Vermeldt, dat Zijn Naam verhoogd is.
De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen.
1 Ik heb lief, want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen;
2 Want Hij neigt Zijn oor tot mij; dies zal ik Hem in mijn dagen aanroepen.
3 De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis.
4 Maar ik riep den Naam des HEEREN aan, zeggende: Och HEERE! bevrijd mijn ziel.
5 De HEERE is genadig en rechtvaardig, en onze God is ontfermende.
6 De HEERE bewaart de eenvoudigen; ik was uitgeteerd, doch Hij heeft mij verlost.
7 Mijn ziel! keer weder tot uw rust, want de HEERE heeft aan u welgedaan.
8 Want Gij, HEERE! hebt mijn ziel gered van den dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot.
9 Ik zal wandelen voor het aangezicht des HEEREN, in de landen der levenden.
10 Ik heb geloofd, daarom sprak ik; ik ben zeer bedrukt geweest.
11 Ik zeide in mijn haasten: Alle mensen zijn leugenaars.
12 Wat zal ik den HEERE vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen?
13 Ik zal den beker der verlossingen opnemen, en den Naam des HEEREN aanroepen.
14 Mijn geloften zal ik den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.
15 Kostelijk is in de ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten.
16 Och, HEERE! zekerlijk ik ben Uw knecht, ik ben Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt mijn banden losgemaakt.
17 Ik zal U offeren een offerande van dankzegging, en den Naam des HEEREN aanroepen.
18 Ik zal mijn gelofte den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.
19 In de voorhoven van het huis des HEEREN, in het midden van u, o Jeruzalem! Hallelujah!
1 En indien zijn offerande een dankoffer is; zo hij ze van de runderen offert, hetzij mannetje of wijfje, volkomen zal hij die offeren, voor het aangezicht des HEEREN.
2 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, en zal ze slachten voor de deur van de tent der samenkomst; en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed rondom op het altaar sprengen.
3 Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer den HEERE offeren; het vet, dat het ingewand bedekt, en al het vet, hetwelk aan het ingewand is.
4 Dan zal hij beide de nieren, en het vet, hetwelk daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen.
5 En de zonen van Aäron zullen dat aansteken op het altaar, op het brandoffer, hetwelk op het hout zal zijn, dat op het vuur is; het is een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE.
10 Daarom loofde David den HEERE voor de ogen der ganse gemeente; en David zeide: Geloofd zijt Gij, HEERE, God van onzen vader Israël, van eeuwigheid tot in eeuwigheid!
11 Uw, o HEERE, is de grootheid, en de macht, en de heerlijkheid, en de overwinning, en de majesteit; want alles, wat in den hemel en op aarde is, is Uw: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk, en Gij hebt U verhoogd tot een Hoofd boven alles.
12 En rijkdom en eer zijn voor Uw aangezicht, en Gij heerst over alles; en in Uw hand is kracht en macht; ook staat het in Uw hand alles groot te maken en sterk te maken.
13 Nu dan, onze God, wij danken U, en loven den Naam Uwer heerlijkheid.
14 Want wie ben ik, en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden verkregen hebben, om vrijwillig te geven als dit is? Want het is alles van U, en wij geven het U uit Uw hand.
15 Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht, gelijk al onze vaders; onze dagen op aarde zijn als een schaduw, en er is geen verwachting.
16 HEERE, onze God, al deze menigte, die wij bereid hebben om U een huis te bouwen, den Naam Uwer heiligheid, dat is van Uw hand, en het is alles Uw.
17 En ik weet, mijn God, dat Gij het hart proeft, en dat Gij een welgevallen hebt aan oprechtigheden. Ik heb in oprechtigheid mijns harten al deze dingen vrijwillig gegeven, en ik heb nu met vreugde Uw volk, dat hier bevonden wordt, gezien, dat het zich jegens U vrijwillig gedragen heeft.
18 O HEERE, Gij, God onzer vaderen, Abraham, Izak en Israël, bewaar dit in der eeuwigheid in den zin der gedachten van het hart Uws volks, en richt hun hart tot U.
19 En geef mijn zoon Salomo een volkomen hart, om te houden Uw geboden, Uw getuigenissen en Uw inzettingen; en om alles te doen, en om dit paleis te bouwen, hetwelk ik bereid heb.
11 En het geschiedde, als Hij naar Jeruzalem reisde, dat Hij door het midden van Samaria en Galilea ging.
12 En als Hij in een zeker vlek kwam, ontmoetten Hem tien melaatse mannen, welke stonden van verre;
13 En zij verhieven hun stem, zeggende: Jezus, Meester! ontferm U onzer!
14 En als Hij hen zag, zeide Hij tot hen: Gaat heen en vertoont uzelven den priesteren. En het geschiedde, terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden.
15 En een van hen, ziende, dat hij genezen was, keerde wederom, met grote stemme God verheerlijkende.
16 En hij viel op het aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende; en dezelve was een Samaritaan;
17 En Jezus, antwoordende, zeide: Zijn niet de tien gereinigd geworden, en waar zijn de negen?
18 En zijn er geen gevonden, die wederkeren, om Gode eer te geven, dan deze vreemdeling?
19 En Hij zeide tot hem: Sta op, en ga heen; uw geloof heeft u behouden.
12 En door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtelijk in het voorhof van Salomo.
13 En van de anderen durfde niemand zich bij hen voegen; maar het volk hield hen in grote achting.
14 En er werden meer en meer toegedaan, die den Heere geloofden, menigten beide van mannen en van vrouwen;
15 Alzo dat zij de kranken uitdroegen op de straten, en legden op bedden en beddekens, opdat, als Petrus kwam, ook maar de schaduw iemand van hen beschaduwen mocht.
16 En ook de menigte uit de omliggende steden kwam gezamenlijk te Jeruzalem, brengende kranken, en die van onreine geesten gekweld waren; welke allen genezen werden.
17 En de hogepriester stond op, en allen, die met hem waren (welke was de sekte der Sadduceën), en werden vervuld met nijdigheid;
18 En sloegen hun handen aan de apostelen, en zetten hen in de gemene gevangenis.
41 Zij dan gingen heen van het aangezicht des raads, verblijd zijnde, dat zij waren waardig geacht geweest, om Zijns Naams wil smaadheid te lijden.
42 En zij hielden niet op, allen dag, in den tempel en bij de huizen, te leren, en Jezus Christus te verkondigen.
67 En Zacharias, zijn vader, werd vervuld met den Heiligen Geest, en profeteerde, zeggende:
68 Geloofd zij de Heere, de God Israëls, want Hij heeft bezocht, en verlossing te weeg gebracht Zijn volke;
69 En heeft een hoorn der zaligheid ons opgericht, in het huis van David, Zijn knecht;
70 Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn;
71 Namelijk een verlossing van onze vijanden, en van de hand al dergenen, die ons haten;
72 Opdat Hij barmhartigheid deed aan onze vaderen, en gedachtig ware aan Zijn heilig verbond;
73 En aan den eed, dien Hij Abraham, onzen vader, gezworen heeft, om ons te geven.
74 Dat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vreze.
75 In heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens.
9 Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor den troon, en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palm takken waren in hun handen.
10 En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onzen God, Die op den troon zit, en het Lam.
11 En al de engelen stonden rondom den troon, en rondom de ouderlingen en de vier dieren; en vielen voor den troon neder op hun aangezicht, en aanbaden God,
12 Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen.
13 En een uit de ouderlingen antwoordde, zeggende tot mij: Deze, die bekleed zijn met de lange witte klederen, wie zijn zij, en van waar zijn zij gekomen?
14 En ik sprak tot hem: Heere, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams.
15 Daarom zijn zij voor den troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel; en Die op den troon zit, zal hen overschaduwen.
16 Zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte.
17 Want het Lam, Dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.
Werkblad – tien melaatsen genezen
Download het werkblad hiernaast. Maak de verwerkingsopdrachten bij de geschiedenis van de genezing van de tien melaatsen.
Opdracht 1 - tel je zegeningen...
Pak een groot vel papier en hang dat op de muur. Schrijf aan het einde van iedere dag drie dingen op waarvoor je dankbaar bent. Dat kunnen grote dingen zijn, maar ook dingen die misschien heel klein of onbelangrijk lijken. Je kunt ook plaatjes knippen uit folders of tijdschriften en deze opplakken. Dank de Heere voor deze zegeningen!
Opdracht 2 – danken en delen
Zoek in de Bijbel 2 Korinthe 9:6-15 op.
- Waar dankt Paulus voor? (vers 15)
- Hoe denk jij over dit kostbaarste Geschenk van God?
- Paulus schrijft in deze brief over een collecte. Wat hebben dankbaarheid en een collecte met elkaar te maken?
- Als je bedenkt wat jij allemaal van God krijgt, wat zou jij dan willen delen? Denk bijvoorbeeld aan geld, tijd, spullen of iets anders.
- Kies een moment om dankbaar te delen van alles wat jij hebt gekregen!
Verhaal – danken voor vlooien
Corrie Ten Boom (1892-1982) was een Nederlandse verzetsstrijder en evangeliste. Ze woonde tijdens de oorlog in de Haagse Barteljorisstraat boven de horlogewinkel van haar vader. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bood de familie Ten Boom onderdak aan een Joods gezin en diverse andere onderduikers. Op 28 februari werden ze verraden, overvallen en gearresteerd. De vader van Corrie, Casper Ten Boom, overleed in de gevangenis in Scheveningen. Corrie kwam samen met haar zus Betsie in Ravensbrück terecht. Betsie overleed daar op 14 december 1944. Corrie zelf kwam enkele dagen later vrij. Later bleek dat dat een vergissing was. Na de oorlog reisde Corrie de wereld over om haar verhaal te vertellen, maar vooral ook te vertellen over de liefde en vergeving van God. Ze schonk vergeving aan de man die hen verraden had en aan een van de kampbewaarders uit Ravensbrück.
Het verhaal over haar leven kun je lezen in het boek De Schuilplaats. Een verhaal over moed, geloofsvertrouwen, vergeving en liefde.Het vertrouwen op God komt op een bijzondere manier naar voren in wat Corrie vertelt over de eerste nacht in de barakken van Ravensbrück. Ze lagen met heel veel vrouwen opeengepakt op houten stapelbedden van drie verdiepingen hoog. Het was er verstikkend heet en het krioelde van de vlooien. Corrie vroeg zich hoe ze hier ooit kon overleven. En toen herinnerde haar zus Betsie zich de tekst die ze eerder die dag had gelezen: “Dankt God in alles!” (1 Thess. 5:18) “Dat is het Corrie, dat is Zijn antwoord! Dankt God in alles! We moeten God danken voor elk nieuw ding in deze barak.” En ze begon: “Dank U dat we hier samen mogen zijn, dank U voor de Bijbel die we mogen hebben.” En Corrie zei haar na: “Dank U Heere, dat we hier samen mogen zijn, dank U voor de Bijbel.” Betsie bad verder: “Dank U voor de overvolle bezetting. Omdat we met zoveel zijn, kunnen ook velen het evangelie horen.” Met wat aarzeling zei Corrie haar na: “Dank U Heere, voor deze opeengepakte, samengeperste mensenmassa.” Betsie vervolgde: “Dank U voor de vlooien…” De vlooien! Dat was teveel voor Corrie. “Betsie, dat is onmogelijk. Het is onmogelijk te danken voor de vlooien.” “Maar dat staat er wel”, antwoordde Betsie, “er staat niet: dankt God voor de fijne dingen, er staat: dankt God in alles!” Corrie dankte met haar zus mee, hoewel ze het voor het eerst niet met haar eens was. Maar een tijd later bleek dat de bewakers juist door de vlooien niet in de slaapbarak durfden te komen. Daardoor konden Betsie en Corrie met heel veel vrouwen in de slaapbarak ongestoord Bijbelstudie doen. Velen van hen leerden daardoor de Heere Jezus kennen als hun Zaligmaker. God gebruikte de vlooien om hen te beschermen! (Bron: Corrie ten Boom - De schuilplaats)
- Wat is jouw reactie als je dit leest? Praat met elkaar eens over dit verhaal.
- Wat leer je van dit verhaal over dankbaarheid?
- Hoe kun je God danken in alles? Vind je dat moeilijk?
Verder aan de slag
Op internet is mooi materiaal te vinden om verder met dit kernwoord aan de slag te gaan. Je ouders, clubleiding of leerkracht kunnen op de volgende websites verschillende ideeën vinden:
- Thuisgeloven.nl - gezinsmoment: danken voor elkaar
- Vreugdevolleroeping.nl - gezinsmoment: danken
- Thuisgeloven.nl - dankdag vlaggetjes
- Bijbelsopvoeden.nl - gezinsmoment: dankdag (3-16-jaar)