Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door den mens vergoten worden; want God heeft den mens naar Zijn beeld gemaakt.
Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht. Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur.
Want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt, dat wij elkander zouden liefhebben. Niet gelijk Kaïn, die uit den boze was, en zijn broeder doodsloeg; en om wat oorzaak sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken boos waren, en van zijn broeder rechtvaardig.
Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen;
1 Toen zegende God Noach en zijn zonen en Hij zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk en vervul de aarde!
2 Vrees en schrik voor u zal er zijn bij alle dieren van de aarde en bij alle vogels in de lucht, bij alles wat over de aardbodem kruipt en bij alle vissen in de zee; zij zijn in uw hand gegeven.
3 Alles wat zich beweegt, waarin leven is, zal u tot voedsel dienen; Ik heb het u allemaal gegeven, evenals het groene gewas.
4 Maar vlees met zijn leven, zijn bloed, er nog in mag u niet eten.
5 Voorzeker, Ik zal vergelding eisen voor uw bloed, voor uw levens. Van de hand van alle dieren zal Ik vergelding eisen; ook van de hand van de mens, van de hand van ieders broeder, zal Ik vergelding eisen voor het leven van de mens.
6 Vergiet iemand het bloed van de mens,
door de mens zal diens bloed vergoten worden;
want naar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt.
1 En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kaïn, en zeide: Ik heb een man van den HEERE verkregen!
2 En zij voer voort te baren zijn broeder Habel; en Habel werd een schaapherder, en Kaïn werd een landbouwer.
schilderij van Bertram van Minden: Kaïn en Abel brengen offers
3 En het geschiedde ten einde van enige dagen, dat Kaïn van de vrucht des lands den HEERE offer bracht.
4 En Habel bracht ook van de eerstgeborenen zijner schapen, en van hun vet. En de HEERE zag Habel en zijn offer aan;
5 Maar Kaïn en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kaïn zeer, en zijn aangezicht verviel.
6 En de HEERE zeide tot Kaïn: Waarom zijt gij ontstoken, en waarom is uw aangezicht vervallen?
7 Is er niet, indien gij weldoet, verhoging? en zo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijn begeerte is toch tot u, en gij zult over hem heersen.
8 En Kaïn sprak met zijn broeder Habel; en het geschiedde, als zij in het veld waren, dat Kaïn tegen zijn broeder Habel opstond, en sloeg hem dood.
9 En de HEERE zeide tot Kaïn: Waar is Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?
10 En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? daar is een stem des bloeds van uw broeder, dat tot Mij roept van den aardbodem.
11 En nu zijt gij vervloekt van den aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan, om uws broeders bloed van uw hand te ontvangen.
11 Want dit is de boodschap die u vanaf het begin gehoord hebt, dat wij elkaar moeten liefhebben;
12 niet zoals Kaïn: hij was uit de boze en sloeg zijn broer dood. En waarom sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken slecht waren en die van zijn broer rechtvaardig.
13 Verwonder u niet, mijn broeders, als de wereld u haat.
14 Wij weten dat wij zijn overgegaan uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben; wie zijn broeder niet liefheeft, blijft in de dood.
15 Ieder die zijn broeder haat, is een moordenaar; en u weet dat geen moordenaar het eeuwige leven blijvend in zich heeft.
16 Hieraan leerden wij de liefde kennen, dat Hij voor ons Zijn leven heeft gegeven. Ook wij moeten voor de broeders het leven geven.
1 U mag geen vals gerucht verspreiden, en u mag een schuldige niet uw hand reiken door een misdadige getuige te zijn.
2 U mag de meerderheid niet volgen in het kwaad, en u mag in een rechtszaak niet zo antwoorden dat u zich schikt naar de meerderheid om zo het recht te buigen.
3 U mag een arme bij zijn rechtszaak niet voortrekken.
4 Wanneer u een rund van uw vijand of zijn verdwaalde ezel aantreft, moet u het dier beslist bij hem terugbrengen.
5 Wanneer u de ezel van iemand die u haat, onder zijn last ziet liggen, moet u zich ervan weerhouden om het aan hem over te laten. U moet de ezel beslist samen met hem overeind helpen.
43 U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten.
44 Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen;
45 zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
46 Want als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor loon hebt u dan? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde?
47 En als u alleen uw broeders groet, wat doet u meer dan anderen? Doen ook de tollenaars niet zo?
48 Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.
8 Wees niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld.
9 Want dit: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult geen vals getuigenis geven, u zult niet begeren, en welk ander gebod er ook is, wordt in dit woord samengevat, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.
10 De liefde doet de naaste geen kwaad. Daarom is de liefde de vervulling van de wet.
11 En dit te meer, omdat wij het beslissende tijdstip kennen, namelijk dat de tijd reeds is aangebroken dat wij uit de slaap ontwaken. Want nu is de zaligheid dichter bij ons dan toen wij tot geloof kwamen.
12 De nacht is ver gevorderd en de dag is nabijgekomen. Laten wij dus de werken van de duisternis afleggen en de wapens van het licht aandoen.
13 Laten wij, als op klaarlichte dag, op een gepaste wijze wandelen, niet in zwelgpartijen en dronkenschappen, niet in slaapkamers en losbandigheden, niet in ruzie en afgunst.
14 Maar bekleed u met de Heere Jezus Christus, en verzorg het vlees niet om begeerten op te wekken.
47 En terwijl Hij nog sprak, zie, Judas, een van de twaalf, kwam er aan en met hem een grote menigte, met zwaarden en stokken, gestuurd door de overpriesters en oudsten van het volk.
48 Hij die Hem verraadde, had met hen een teken afgesproken en gezegd: Degene Die ik kussen zal, Die is het; grijp Hem.
49 En hij ging meteen naar Jezus toe en zei: Gegroet, Rabbi! En hij kuste Hem.
50 Maar Jezus zei tegen hem: Vriend, waarvoor bent u hier? Toen kwamen zij dichterbij, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.
51 En zie, een van hen die bij Jezus waren, stak zijn hand uit, trok zijn zwaard, trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het oor af.
52 Toen zei Jezus tegen hem: Doe uw zwaard terug op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen.
53 Of denkt u dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking stellen?
54 Hoe zouden anders de Schriften vervuld worden, die zeggen dat het zo geschieden moet?
55 Op dat moment sprak Jezus tot de menigte: Bent u er met zwaarden en stokken opuit gegaan als tegen een misdadiger om Mij te vangen? Dagelijks zat Ik bij u in de tempel om onderwijs te geven en u hebt Mij niet gegrepen,
56 maar dit alles is geschied, opdat de Schriften van de profeten vervuld zouden worden. Toen verlieten al de discipelen Hem en vluchtten.
Kleuren en puzzelen
Kies een van de downloads om te puzzelen of te kleuren over de geschiedenis van Kaïn en Abel.
Gezinsactiviteit 1: Gods liefde verdrijft onze haat
Doe plastic (speelgoed)fruit in een glazen kan. Zet daarna de kan onder de kraan en vul deze met water. Wat gebeurt er met het fruit?
Om met elkaar te bespreken:
De kan staat symbool voor je hart. Met het fruit worden de zonden (tegen het 6e gebod) bedoeld, die in ons hart wonen: wrok, woede, haat, ruzie, pesten, vechten. De Bijbel roept op om die zonden ‘af te leggen’ (Efeze 4 vers 25-32). Dat kan alleen als iets anders ons hart vervult: de liefde van de Heere Jezus en Zijn vergeving. Dat laat het water in de kan zien: als de liefde van de Heere Jezus ons hart vervult, is er geen ruimte voor de zonde!
Gezinsactiviteit 2: Woorden van liefde
Schrijf de namen van alle aanwezige gezinsleden op papiertjes. Doe de papiertjes in een pot. Haal deze week iedere avond één papiertje uit de pot. Iedereen geeft de persoon op het briefje een compliment of vertelt wat hij van die persoon waardeert. Dank de Heere voor elkaar!