In het begin schiep God de hemel en de aarde.
Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht.
Door het geloof zien wij dat de wereld tot stand gebracht is door het Woord van God, en wel zo dat de dingen die men ziet, niet ontstaan zijn uit wat zichtbaar is.
U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen.
1. In het begin schiep God de hemel en de aarde.
2. De aarde nu was woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water.
3. En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht.
4. En God zag het licht dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis.
5. En God noemde het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag.
6. En God zei: Laat er een gewelf zijn in het midden van het water, en laat dat scheiding maken tussen water en water!
7. En God maakte dat gewelf en maakte scheiding tussen het water dat onder het gewelf is, en het water dat boven het gewelf is. En het was zo.
8. En God noemde het gewelf hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag.
9. En God zei: Laat het water dat onder de hemel is, in één plaats samenvloeien en laat het droge zichtbaar worden! En het was zo.
10. En God noemde het droge aarde en het samengevloeide water noemde Hij zeeën; en God zag dat het goed was.
11. En God zei: Laat de aarde groen doen opkomen, zaaddragend gewas, vruchtbomen, die naar hun soort vrucht dragen, waarin hun zaad is op de aarde! En het was zo.
12. En de aarde bracht groen voort, zaaddragend gewas naar zijn soort en bomen die vrucht dragen waarin hun zaad is, naar hun soort. En God zag dat het goed was.
13. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag.
14. En God zei: Laten er lichten zijn aan het hemelgewelf om scheiding te maken tussen de dag en de nacht; en laten zij zijn tot tekenen, en tot aanduiding van vaste tijden en van dagen en jaren!
15. En laten zij tot lichten zijn aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde! En het was zo.
16. En God maakte de twee grote lichten: het grote licht om de dag te beheersen en het kleine licht om de nacht te beheersen; en ook de sterren.
17. En God plaatste ze aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde,
18. om de dag en de nacht te beheersen en om scheiding te maken tussen het licht en de duisternis. En God zag dat het goed was.
19. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vierde dag.
20. En God zei: Laat het water wemelen van wemelende levende wezens; en laten er vogels boven de aarde vliegen, langs het hemelgewelf!
21. En God schiep de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens waarvan het water wemelt, naar hun soort, en alle gevleugelde vogels naar hun soort. En God zag dat het goed was.
22. En God zegende ze en zei: Wees vruchtbaar, word talrijk, en vervul het water van de zeeën; en laten de vogels talrijk worden op de aarde!
23. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vijfde dag.
24. En God zei: Laat de aarde levende wezens naar hun soort voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren van de aarde, naar zijn soort! En het was zo.
25. En God maakte de wilde dieren van de aarde naar hun soort, het vee naar hun soort, en alle kruipende dieren van de aardbodem naar hun soort. En God zag dat het goed was.
26. En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen!
27. En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.
28. En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen!
29. En God zei: Zie Ik geef u al het zaaddragende gewas dat op heel de aarde is, en alle bomen waaraan zaaddragende boomvruchten zijn; dat zal u tot voedsel dienen.
30. Maar aan al de dieren van de aarde, aan alle vogels in de lucht en aan al wat over de aarde kruipt, waarin leven is, heb Ik al het groene gewas tot voedsel gegeven. En het was zo.
31. En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.
1. Zo zijn de hemel en de aarde voltooid, en heel hun legermacht.
2. Toen God op de zevende dag Zijn werk, dat Hij gemaakt had, voltooid had, rustte Hij op de zevende dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had.
3. En God zegende de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken.
1. Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De Gittith’.
2. HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!
U Die Uw majesteit getoond hebt boven de hemel.
3. Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen
hebt U een sterk fundament gelegd, omwille van Uw tegenstanders,
om de vijand en wraakzuchtige te laten ophouden.
4. Als ik Uw hemel zie, het werk van Uw vingers,
de maan en de sterren, die U hun plaats gegeven hebt,
5. wat is dan de sterveling, dat U aan hem denkt,
en de mensenzoon, dat U naar hem omziet?
6. Toch hebt U hem weinig minder gemaakt dan de engelen
en hem met eer en glorie gekroond.
7. U doet hem heersen over de werken van Uw handen,
U hebt alles onder zijn voeten gelegd:
8. schapen en runderen, die allemaal,
en ook de dieren van het veld,
9. de vogels in de lucht en de vissen in de zee,
al wat over de paden van de zeeën gaat.
10. HEERE, onze Heere,
hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!
1. De slang nu was de listigste onder alle dieren van het veld, die de HEERE God gemaakt had; en hij zei tegen de vrouw: Is het echt zo dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle bomen in de hof?
2. En de vrouw zei tegen de slang: Van de vrucht van de bomen in de hof mogen wij eten,
3. maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: U mag daarvan niet eten en hem niet aanraken, anders sterft u.
4. Toen zei de slang tegen de vrouw: U zult zeker niet sterven.
5. Maar God weet dat, op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult zijn, goed en kwaad kennend.
6. En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en hij at ervan.
7. Toen werden de ogen van beiden geopend en zij merkten dat zij naakt waren. Zij vlochten vijgenbladeren samen en maakten voor zichzelf schorten.
8. En zij hoorden de stem van de HEERE God, Die in de hof wandelde, bij de wind in de namiddag. Toen verborgen Adam en zijn vrouw zich voor het aangezicht van de HEERE God te midden van de bomen in de hof.
9. En de HEERE God riep Adam en zei tegen hem: Waar bent u?
10. En hij zei: Ik hoorde Uw stem in de hof en ik werd bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij.
11. En Hij zei: Wie heeft u verteld dat u naakt bent? Hebt u van die boom gegeten waarvan Ik u geboden had daar niet van te eten?
12. Toen zei Adam: De vrouw die U gaf om bij mij te zijn, die heeft mij van die boom gegeven en ik heb ervan gegeten.
13. En de HEERE God zei tegen de vrouw: Wat hebt u daar gedaan! En de vrouw zei: De slang heeft mij bedrogen en ik heb ervan gegeten.
14. Toen zei de HEERE God tegen de slang:
Omdat u dit gedaan hebt, bent u vervloekt
onder al het vee en onder alle dieren van het veld!
Op uw buik zult u gaan en stof zult u eten, al de dagen van uw leven.
15. En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw,
en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht;
Dat zal u de kop vermorzelen,
en u zult Het de hiel vermorzelen.
16. Tegen de vrouw zei Hij:
Ik zal uw moeite in uw zwangerschap zeer groot maken;
met pijn zult u kinderen baren.
Naar uw man zal uw begeerte uitgaan,
maar hij zal over u heersen.
17. En tegen Adam zei Hij: Omdat u geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw en van die boom gegeten hebt waarvan Ik u geboden had: U mag daarvan niet eten,
is de aardbodem omwille van u vervloekt;
met zwoegen zult u daarvan eten,
al de dagen van uw leven;
18. dorens en distels zal hij voor u laten opkomen
en u zult het gewas van het veld eten.
19. In het zweet van uw gezicht zult u brood eten,
totdat u tot de aardbodem terugkeert, omdat u daaruit genomen bent;
want stof bent u
en u zult tot stof terugkeren.
15. Voorwaar, U bent een God Die Zich verborgen houdt,
de God van Israël, de Heiland.
16. Zij allen zullen beschaamd en ook te schande worden,
tezamen zullen zij met smaad weggaan, de makers van afgodsbeelden.
17. Israël echter wordt door de HEERE verlost:
een eeuwige verlossing.
U zult niet beschaamd en niet te schande worden,
voor eeuwig niet, nooit!
18. Want zo zegt de HEERE,
Die de hemel geschapen heeft,
die God
Die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft.
Hij heeft haar gegrondvest,
Hij heeft haar niet geschapen opdat zij woest zou zijn,
maar Hij heeft haar geformeerd opdat men erop zou wonen:
Ik ben de HEERE, en niemand anders.
19. Ik heb niet in het verborgene gesproken,
in een duistere plaats op aarde.
Ik heb tegen het nageslacht van Jakob niet gezegd:
Zoek Mij tevergeefs.
Ik ben de HEERE, Die gerechtigheid spreekt,
Die bekendmaakt wat billijk is.
20. Verzamel u, kom,
treed tezamen naar voren,
u die bent ontkomen aan de heidenvolken.
Zij weten niets,
zij die hun houten beelden ronddragen,
of een god aanbidden
die niet verlossen kan.
21. Maak bekend en breng naar voren,
ja, beraadslaag samen:
Wie heeft dit van oudsher doen horen?
Wie heeft dat van toen af bekendgemaakt?
Ben Ik het niet, de HEERE?
Buiten Mij is er geen andere God,
een rechtvaardig God, een Heiland;
er is niemand behalve Ik.
22. Wend u tot Mij, word behouden,
alle einden der aarde,
want Ik ben God en niemand anders.
23. Ik heb gezworen bij Mijzelf
– uit Mijn mond is in gerechtigheid
een woord uitgegaan en het zal niet terugkeren –
dat voor Mij elke knie zich zal buigen,
elke tong bij Mij zal zweren.
24. Voorzeker, in de HEERE – zal men van Mij zeggen –
zijn rechtvaardige daden en kracht,
tot Hem zal men komen. Maar zij zullen beschaamd worden,
allen die tegen Hem in woede ontstoken zijn.
25. Echter in de HEERE zal gerechtvaardigd worden en zich beroemen
heel het nageslacht van Israël.
1. In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.
2. Dit was in het begin bij God.
3. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.
4. In het Woord was het leven en het leven was het licht van de mensen.
5. En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.
6. Er was een mens door God gezonden; zijn naam was Johannes.
7. Hij kwam tot een getuigenis, om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden.
8. Hij was het licht niet, maar was gezonden om van het licht te getuigen.
9. Dit was het waarachtige licht, dat in de wereld komt en ieder mens verlicht.
10. Hij was in de wereld en de wereld is door Hem ontstaan en de wereld heeft Hem niet gekend.
11. Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
12. Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;
13. die niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn.
14. En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid.
1. Halleluja!
Loof de HEERE vanuit de hemel,
loof Hem in de hoogste plaatsen.
2. Loof Hem, al Zijn engelen,
loof Hem, al Zijn legermachten.
3. Loof Hem, zon en maan,
loof Hem, alle lichtende sterren.
4. Loof Hem, allerhoogste hemel,148:4 allerhoogste hemel - Letterlijk: hemel der hemelen.
en water dat boven de hemel is.
5. Laten zij de Naam van de HEERE loven,
want toen Híj het gebood, werden zij geschapen.
6. Hij heeft ze vast doen staan, voor eeuwig en altijd,
hun een orde gegeven, die geen van hen zal overtreden.
7. Loof de HEERE vanaf de aarde,
zeemonsters en alle diepe wateren,
8. vuur en hagel, sneeuw en damp,
stormwind, die Zijn woord doet,
9. bergen en alle heuvels,
vruchtbomen en alle ceders,
10. wilde dieren en alle vee,
kruipende dieren en gevleugelde vogels,
11. koningen van de aarde en alle volken,
vorsten en alle rechters op aarde,
12. jongemannen en ook meisjes,
ouderen en jongeren samen.
13. Laten zij de Naam van de HEERE loven,
want Zijn Naam alleen is hoogverheven,
Zijn majesteit welft zich over aarde en hemel.
14. Hij heeft de hoorn van Zijn volk opgeheven,
de roem van al Zijn gunstelingen,
van de Israëlieten, het volk dat nabij Hem is.
Halleluja!
Werkbladen - schepping
Download een van de werkbladen en maak de verwerkingsopdrachten over de schepping van de hemel en de aarde.
Opdracht 1 – orde in de scheppingsdagen
Lees Genesis 1 en vul in wat God schiep op welke dag:
1e dag: | 4e dag:
2e dag: | 5e dag:
3e dag: | 6e dag:
7e dag:
- Wat hebben de eerste en de vierde dag met elkaar te maken?
- Wat hebben de tweede en de vijfde dag met elkaar te maken?
- Wat hebben de derde en de zesde dag met elkaar te maken?
- Wat zegt deze orde in de schepping over Wie God is?
Opdracht 2 – kijktafel
Maak met elkaar een kijktafel bij de scheppingsdagen. Zoek zeven objecten die passen bij wat God schiep of deed op de zeven dagen van de scheppingsweek. Sta iedere dag stil bij een object (een dag uit de scheppingsweek) en dank de Heere speciaal voor wat Hij aan ons heeft gegeven op die dag in de scheppingsweek.
Opdracht 3 – zorg voor Gods schepping
God gaf aan de mensen de opdracht om goed voor Zijn schepping te zorgen. Lees met elkaar de tekst ‘Zorg voor de schepping’. Praat daarna met elkaar over de volgende vragen:
- Kun je voorbeelden noemen van goed voor Gods schepping zorgen?
- Kun je voorbeelden geven van niet goed voor Gods schepping zorgen?
- Wat kun jij doen om goed voor Gods schepping te zorgen?
- Maak met elkaar een plan en voer dat in de komende weken uit!
Knutselen
Maak een mooie waaier met daarop de scheppingsdagen. Hier vind je een beschrijving van de werkwijze van deze knutsel.
Kleurplaten
Download een van de kleurplaten, print deze uit en kleur de plaat mooi in.
Verder aan de slag
Op internet is mooi materiaal te vinden om verder met dit kernwoord aan de slag te gaan. Je ouders, clubleiding of leerkracht kunnen op de volgende websites verschillende ideeën vinden:
- https://www.bijbelsopvoeden.nl/product-tag/schepping-en-zondeval/
- www.vreugdevolleroeping.nl/gezinsmoment-wonderlijk-gemaakt_31/